Nine Kooiman (SP) heeft schriftelijke vragen gesteld aan staatsecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie. Hieronder staan de vragen en de antwoorden van de staatssecretaris.
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum
25 januari 2012
Onderwerp
Beantwoording Kamervragen over interlandelijke adoptie uit de Verenigde Staten
Directoraat-Generaal Jeugd en Sanctietoepassing
Directie Justitieel Jeugdbeleid
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
www.rijksoverheid.nl/venj
Ons kenmerk
214321
Uw kenmerk
2011Z26369
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
In antwoord op uw brief van 15 december 2011 deel ik u mede dat de
schriftelijke vragen van het lid Kooiman (SP) over interlandelijke adoptie uit de Verenigde Staten worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Antwoorden van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op vragen van het lid Kooiman (SP) over interlandelijke adoptie uit de Verenigde Staten (ingezonden 15 december 2011, nr.2011Z26369).
Vraag 1
Onderschrijft Nederland nog steeds het uitgangspunt van het subsidiariteitsbeginsel in procedures van interlandelijke adoptie, zoals voorgeschreven door het Haags Adoptieverdrag? Zo ja, is de uitleg van het subsidiariteitsbeginsel voor u nog steeds dat interlandelijke adoptie pas een optie is indien het kind op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn of haar herkomst.
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verhoudt zich dit tot uw recente informatiebrief over adopties uit de Verenigde Staten, waarin u schrijft dat volgens Amerikaans gebruik de biologische ouders het recht hebben zich uit te spreken over wie het kind kunnen adopteren. Wordt zo op passende wijze omgegaan met het subsidiariteitsbeginsel? Betekent dit dat bij interlandelijke adopties uit de VS niet langer aangetoond dient te worden waarom het kind niet in het land van herkomst zelf geplaatst kan worden?
Antwoord 2
Zoals ik in mijn informatiebrief (5713076/11/DJJ) voor aspirant-adoptiefouders van 17 oktober 2011 heb aangegeven, is het Amerikaans gebruik dat de biologische ouders het recht hebben om zich uit te spreken over wie het kind kan adopteren. Dit is opgenomen in de Amerikaanse wet- en regelgeving (zowel in federale wetgeving als de wetgeving in de verschillende Staten). Als biologische ouders zich uitspreken over wie het kind kan adopteren, houdt dat echter niet in dat deze keuze ook zondermeer gevolgd wordt.
Aan de biologische ouders wordt counseling geboden door geaccrediteerde maatschappelijk werkers, die werkzaam zijn bij Amerikaanse adoptiebureaus die door de Amerikaanse Centrale autoriteit zijn geaccrediteerd. Onderdeel van deze counseling is ‘option counseling’ waar gesproken wordt over de verschillende mogelijkheden die zij hebben als zij hun kind ter adoptie willen afstaan. Ook wordt de mogelijkheid besproken of de biologische ouders alsnog met begeleiding zelf de verzorging en opvoeding van hun kind op zich kunnen nemen.
Tevens wordt de adoptie door de Amerikaanse rechtbank uitgesproken. Hierbij toetst de rechter onder andere of er volgens Amerikaanse maatstaven voldoende onderzocht is of het kind in eigen land opgevangen kan worden.
Ik ben van mening dat als door het Amerikaanse adoptiebureau een zorgvuldig adoptieplan is gemaakt en de rechter toetst of er in voldoende mate is voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel, Nederland daarmee kan instemmen.
De Verenigde Staten zijn aangesloten bij het Haags adoptieverdrag en er wordt gewerkt met Amerikaanse adoptiebureaus die geaccrediteerd zijn. Ik vertrouw er dan ook op dat de Amerikaanse adoptiebureaus deze adoptieprocedures, en de keus of het kind nationaal of internationaal geplaatst wordt, zorgvuldig afwegen en begeleiden. Naast het vertrouwen dat ik heb in de Amerikaanse werkwijze, wordt het adoptiedossier ook door de Nederlandse Centrale autoriteit getoetst. Met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel wordt door de Nederlandse Centrale autoriteit getoetst of de biologische ouders de eerder genoemde option counseling hebben ontvangen, en zo ja, wat dan de reden is voor de biologische ouders om te komen tot de wens om hun kind interlandelijk te laten adopteren. Daarmee wordt aangegeven waarom het kind niet in de Verenigde Staten zelf geplaatst wordt.
Vraag 3
Is dit een correcte juridische uitleg van het subsidiariteitsbeginsel, waar Nederland zich aan verbonden heeft, dit mede gelet op de uitleg die de ‘Haagse Conferentie voor internationaal Privaat recht’ hier op 11 december 2008 nog aan gaf? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Ik ben van mening dat de Verenigde Staten op deze wijze voldoende recht doen aan de juridische uitleg van het subsidiariteitsbeginsel.
In het Haags Adoptieverdrag staat in artikel 4 onder b het volgende:
“een adoptie als bedoeld in dit Verdrag kan slechts plaatsvinden indien de bevoegde autoriteiten van de Staat van herkomst, na de mogelijkheid tot plaatsing van het kind in de Staat van herkomst naar behoren te hebben onderzocht, hebben vastgesteld dat een interlandelijke adoptie het hoogste belang van het kind dient”.
De Verenigde Staten zijn van mening dat er door middel van een zorgvuldig opgesteld adoptieplan, waarbij voldoende counseling is geboden, naar behoren is onderzocht (‘been given due consideration’) of het kind nationaal geplaatst kan worden. De Verenigde Staten zijn van mening dat het hoogste belang van het kind gediend is met de door hun toegepaste werkwijze. Door de manier waarop de Verenigde Staten de adoptieprocedures inkleden, in combinatie met de toetsing door de Nederlandse Centrale autoriteit, ben ik van mening dat de adoptieprocedure vanuit de Verenigde Staten op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij aan alle vereisten, die het verdrag voorschrijft, voldaan wordt.